Waarom noemen we een keurig schrijven met het verzoek om financieel meeleven een bedelbrief? En waarom hebben deze brieven in de kerk veelal een negatieve klank gekregen? Over de ethiek van geldwerven en geven.
Als we los van stichtingen voor goede doelen over ‘bedelbrieven’ nadenken, wordt dit verschijnsel veelal verbonden aan oplichterij, aan hebzucht. Nogal eens kwamen brieven van onbekende personen uit Afrikaanse landen, die met een ‘zielig verhaal’ een beroep doen op het mededogen van de ander. Wie vandaag echter de ander oplichten wil, zal hier eerder de iPhone voor gebruiken. Geregeld vinden we in dagbladen artikelen waarin gedupeerde mensen aan het woord komen die argeloos hun bankgegevens aan een onbekende gaven. ‘Hoe kan ik ooit zo onoplettend geweest zijn?’
Appèl op ons gemoed
Nu zoomen we vooral in op de fondswerving binnen de kerk. Dat gebeurt nogal eens op een wijze die mensen stoort. Er zijn sommige perioden in het jaar dat een meelevende christen wel vijf, zes brieven per week ontvangt met het verzoek om een gift over te maken. Een oudere Zeeuw vertelde enkele jaren geleden in dagblad Trouw dat hij alle brieven een jaar bewaarde en telde; hij kwam op 187 stuks. Het zijn brieven die een appèl doen op ons gemoed: ‘een relatief klein bedrag is nodig om één gezin of één kind in nood te helpen’. Als mensen aan een bepaalde stichting geven, komt er zomaar het verzoek of deze ondersteuning structureel kan worden of wellicht verhoogd kan worden.
Laten we eerlijk zijn: je voelt je niet gezien als je periodiek aan een bepaalde medische of kerkelijke organisatie een bedrag schenkt en tegelijk verzoeken om geldelijke steun blijft ontvangen. Als een vraag om steun naar alle mensen in het adressenbestand gaat, is zoiets verklaarbaar, maar niet goed.
Succes en weerstand
Ik hoor om me heen dat de veelheid van brieven mensen niet alleen wat stoort, maar ook in verwarring brengt. Hoe moeten we ermee omgaan, terwijl we tegelijk onze (kleine) kerkelijke gemeente zoveel mogelijk willen steunen? Hoe weet ik wat het vermogen is van een stichting die om steun vraagt, moet ik dat eerst gaan onderzoeken? Welke codes of moraal hanteert een stichting die mij wel zes kaar per jaar benadert?
Het verzenden van bedelbrieven door liefdadigheidsinstellingen heeft de afgelopen 25 jaar een hoge vlucht genomen. Begrijpelijk is dat, omdat het instrument tegelijk succesvol is. Met het toenemen van succes nam echter ook de weerstand toe.
Immense nood
Sporadisch krijgt ook de redactie van De Waarheidsvriend hierover een vraag. Er zijn sowieso mensen die het liefst een blad zonder advertenties lezen. Dat zou stichtingen, uitgevers, christelijke scholen enz. echter belemmeren om hun belangrijke werk voor het voetlicht te brengen. Scheiding van redactionele artikelen en advertenties is heel gezond. Daarbij houden de opbrengsten van advertenties het lezen van een blad voor een brede groep abonnees betaalbaar. Om de abonnees die dit liever niet zien tegemoet te komen, hebben we het aantal bijsluiters (advertenties die niet in De Waarheidsvriend staan, maar erbij gevoegd zijn) per jaar beperkt.
Een toename van de verzoeken om financiële steun heeft uiteraard te maken met de immense nood op deze aarde. De digitale communicatie heeft alle landen van de wereld in ons vizier gebracht. Oorlog en droogte, overstromingen en honger, koude winters die mensen met moeite overleven waarbij ze kiezen moeten tussen de kachel of een brood – de tekenen van de tijden dringen de kerk vandaag tot overvloedige barmhartigheid.
Na de zalving in Simons huis in Bethanië zei Jezus: ‘De armen hebt u altijd bij u…’ en die voorzegging is waar gebleken, voedselprogramma’s en industrialisatie ten spijt. Jezus ging verder: ‘…en wanneer u wilt, kunt u hen weldoen, maar Mij hebt u niet altijd’. (Mark.14:7) Aan Hem bewezen liefde is de bron waaruit een gulle hand put.
Vakanties
Aan het verlangen van ons hart raakt dit. Vanuit de cultuur komen er altijd weer prikkels naar ons toe, die kunnen maken dat het tijdelijke leven onze horizon is. Een veelzeggend bericht in dit verband meldde de NOS in de laatste week van februari: ‘Hoewel de voorjaarsvakantie amper voorbij is, kijken veel mensen al vooruit naar de volgende populaire vakantieperiode: de meivakantie. Er is al uitbundig geboekt. Dat boeken gebeurt steeds verder van tevoren.’
Uiteraard is een vakantie niet verkeerd, maar er gaat iets mis als ons leven zich voortbeweegt op het ritme van weekenden en vakanties. Voor wie hierin meegaat, is elke bedelbrief goed, als een klop op ons leven om niet weg te kijken van de nood in deze wereld.
Focus
Kerk en geld, het is altijd een wat ongemakkelijke verbinding. Waar de relatie tussen Woord en portemonnee niet vanuit het verlangen van ons hart gelegd wordt, is de blijmoedige gever uit beeld en komen we in moralisme. Ondertussen is de verbinding tussen Bijbel en geefpatroon er wel degelijk. Elke generatie mag dat in de opvoeding leren, thuis en in de kerk. Als het daaraan hapert, krijgen vele stichtingen te maken met een vergrijsd donateursbestand.
Laat elk huishouden – ongeacht het aantal bedelbrieven dat per jaar binnenkomt – vaststellen welke doelen ons hart hebben. Focus is goed om betrokkenheid te houden. Liefde tot de kerk, de gemeente waartoe we behoren, komt direct voort uit het doen van geloofsbelijdenis. Ook met onze gaven werken we mee aan de opbouw van het lichaam van Christus.
Lastige puzzel
Tegelijk denken we na over waar de noden in deze wereld het meest zichtbaar zijn. Dit blijkt wel een lastige puzzel. Als we een leven zonder God als grootste nood zien, dan heeft de dienst van de zending een plaats in ons leven, evenals het werk van bijbelverspreiding. Als we zien dat er momenteel 365 miljoen christenen op een of andere manier te maken hebben met vervolging, dan kiezen we een van de organisaties die actief zijn op dit terrein.
In de vorige eeuw heeft het wereldddiaconaat een hoge vlucht genomen. Bijbelse papieren zijn er daarvoor, want als één lid van Gods wereldwijde kerk lijdt, doen we dit allen. En bij immense overstromingen of andere rampen helpen we zonder aanzien des persoons.
Maatschappelijke roeping
Er is ook de maatschappelijke roeping van een christen, die sterker kan worden als ons land minder leeft bij de geboden van God. Een vergrijsd ledenbestand, zei ik – dat kan er komen als dertigers en veertigers de relevantie niet meer zien van de Bond tegen vloeken, het getuigenis naar Israël, de hulp aan ongewenst zwangere vrouwen of de medisch-ethische bezinning. Wat zegt het ons dat organisaties die op dit terrein veertig, vijftig jaar geleden opgericht zijn, nu aan bekendheid inboeten? Niemand hoeft overigens elke stichting te steunen. Ik denk hierbij aan de praktische wijsheid uit Prediker 9: ‘Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat naar uw vermogen…’
Irritatie bij ontvangers mag bij de verzenders van bedelbrieven tot bezinning leiden. Doen tekst en foto een appèl op onze emotie of richten die zich op ons hart. Lang geleden las ik de scriptie van een student Communicatie aan de CHE die ontdekt had dat diverse stichtingen dezelfde gedateerde en ‘zielige’ foto’s gebruikten. Die ethiek is onder de maat. Tegelijk mag het leed van de naaste, de nood in deze wereld eerlijk benoemd worden. Immers, gebed en financieel meeleven komen voort uit betrokkenheid en betrokkenheid is een gevolg van goede informatie.
Er zijn altijd gevers die zich terzake in een stichting verdiepen willen. Om die reden is transparantie en het goed presenteren van (financiële) gegevens nodig. Daarbij kan het CBF-keurmerk (Centraal Bureau Fondsenwerving, sinds 2022 ‘CBF – Toezicht op goeddoen’) belangrijk zijn.
Schaarse tijd
Wat ik van de Heere in bruikleen heb, mag ik aanwenden ten dienste van Hem en mijn naaste. Die roeping beperkt zich niet tot geld. Tijd is in onze samenleving wellicht nog schaarser. Het stelt voor de vraag of ik beschikbaar ben om mijn plaats in Gods Koninkrijk in te nemen, niet als reactie op een ‘bedelbrief’, maar vanuit een positief motief. Dat motief is de innige verbondenheid met Christus, Wiens gang naar Golgotha we in deze weken volgen. Als Zoon des mensen had Hij niets waarop Hij het hoofd kon neerleggen (Matt.8). Over bezit gesproken.
Bij uitstek ziet Hij naar een hart dat op Hem gericht is. Dan vermenigvuldigt Hij het kleine, dan is er niets te gering. ‘Want wie u een beker water te drinken zal geven in Mijn Naam omdat u discipelen van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u: hij zal zijn loon beslist niet verliezen.’ (Mark.9:41) Als we delen van onze gaven, komt dit niet alleen voort uit Zijn verzoeningswerk, maar houdt dit tevens een belofte in voor Zijn toekomst.
Tot slot, ik las van dr. Ad de Bruijne, hoogleraar Ethiek aan de Theologische Universiteit Utrecht, deze zin: ‘De redding van de wereld hangt niet af van mijn geefgedrag. Mijn geefgedrag getuigt ervan dat Jezus de mensheid redt.’
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!