Vorige maand werd hij één jaar, ons katertje Jip. Natuurlijk hebben we hem extra verwend met honderd kusjes en kattenlekkernijen. Is onze liefde voor Jip niet wat overdreven? Misschien, maar ook in de Bijbel hebben dieren een bijzondere plek. En niet alleen dieren, héél de niet-menselijke schepping.
Als kind ben ik opgegroeid met het idee dat de mens de ‘kroon op de schepping’ is. Het zijn woorden die niet in de Bijbel staan en die miskennen dat we deel zijn van Gods schepping. Misschien omdat we stiekem liever zoals God willen zijn? Intussen weten we dat de sabbat de kroon op de schepping is en worden we door het scheppingsverhaal zelf op onze plek gezet.
Zo delen we de zesde scheppingsdag met de landdieren: het vee, kruipende dieren en wilde dieren (Gen.1:24). Pas daarna, bij wijze van spreken op een vrijdagnamiddag, wordt de mens geschapen. Dat zou ons nederig moeten maken. De schepping is niet antropocentrisch maar theocentrisch: niet de mens, maar God is het middelpunt van de schepping.
Soortenrijkdom
Behalve de scheppingsdag is er meer dat we delen met dieren. Zo zijn we allebei uit het stof van de aarde geschapen (Gen.2:7,19). En allebei krijgen we de opdracht om ‘vruchtbaar’ en ‘talrijk’ te zijn (Gen.1:22,28). Voor allebei is er een plek op aarde en het is beschamend om te zien hoeveel leefgebied van dieren (en planten) door menselijk handelen – verstedelijking, verandering in grondgebruik, vervuiling – verloren is gegaan. Nu de soortenrijkdom achteruit holt, kunnen we onszelf de vraag stellen of we de volheid van God nog kunnen leren kennen door Zijn schepping (Rom.1:20). Langzaam verstomt nu de lofzang, terwijl héél de schepping wordt uitgenodigd om daaraan deel te nemen (Openb.5:13).
Zielsverwantschap
‘Toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.’ (Gen.2:7) Ook dieren hebben van God de levensadem ontvangen, zoals bijvoorbeeld te lezen is in Genesis 6:17 en 7:15. In het woord voor ‘levend wezen’ (nefesh chajjah) dat in Genesis 2:7 gebruikt wordt, vinden we het Hebreeuwse woord voor ‘ziel’ (nefesh) terug. De mens wordt door God bezield. Dit zijn dezelfde Hebreeuwse woorden die staan geschreven in onder andere Genesis 1:20, 24 en 30, Genesis 2:19 en Genesis 9:12, 15 en 16 waar het gaat over dieren. Mijn voorzichtige conclusie is dat er meer zielsverwantschap is met dieren dan we geneigd zijn om te denken.
Heerschappij
Een wezen-lijk verschil tussen mens en dier is dat mensen…
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 9 november 2023. Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!