Staat het christelijk geloof nu tegenover het jodendom, of niet? Die vraag kan op de komende (Israël)zondag aan de orde komen, als de voorganger het aangeboden materiaal van de Protestantse Kerk volgt. De verhouding van Jezus tot de Farizeeën is hierbij een leidende gedachte.
Over antisemitisme hebben we het geregeld in de kerk en eveneens in politiek en samenleving, de Jodenhaat die haar dieptepunt vond in de systematische vernietiging van de Joden in de Holocaust. In het christelijke West-Europa leidde een satanisch nazisysteem en een hoogmoedige levenshouding tot niet te beschrijven leed voor het Joodse volk. ‘Uitingen van die hoogmoed zijn geschreven in bloed en tranen voor het Joodse volk,’ zei dr. H. Vreekamp ooit. In ons land sprak de Hervormde Kerk in 1943 in een herderlijke brief uit dat antisemitisme te maken heeft met de heidense hoogmoed waarvoor Paulus ons in Romeinen 11:20 waarschuwt. Auschwitz – in de kerk staat de naam van dit concentratiekamp model voor de demonie van het kwaad, voor onpeilbaar leed.
Een fel dispuut
Antisemitisme komen we in de bijbelse geschiedenissen al tegen. Het was Amalek (Ex.17) dat het volk van Gods verkiezing uitroeien wilde, om welke reden we lezen: ‘De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!’ In Esther 4 krijgt de haat tegen de Joden vorm in de persoon van Haman. Ook hij verliest de strijd van God. Ja, ten diepste is antisemitisme haat en strijd tegen de God van Israël.
Het was ds. K.H. Kroon (1904-1983), in Amsterdam lange tijd als hervormd predikant verantwoordelijk voor het gesprek tussen kerk en synagoge, die dit antisemitisme terecht onderscheidde van uitspraken in het Nieuwe Testament tegen de Joden: ‘Het verschrikkelijke begrip antisemitisme wordt heden ten dage door theologen ook toegepast op de apostolische geschriften (het zgn. Nieuwe Testament). Daardoor wordt het zicht verduisterd op de belangrijkste zaak van die geschriften: het felle dispuut binnen het toenmalige veelkleurige jodendom over de messianiteit van Jezus van Nazareth en de betekenis van diens leven en sterven voor de verhouding van Israël en de volkerenwereld.’
‘Hoe spreken we over Joden?’
Dat anti-judaïsme, het anti-Joodse denken en handelen, staat deze weken in de aandacht, onder meer als thema van de komende Israëlzondag. Deze bijzondere zondag is overigens geen vrucht van diepgaande bijbelstudie, maar een gevolg van de stichting van de staat Israël, van de concrete zichtbaarheid van dit volk in de wereld. In 1949 stelde de hervormde synode de Israëlzondag in.
Het thema is dit jaar ‘Hoe spreken wij over Joden?’, waarmee de kerk aansluiten wil bij de op 11 september gehouden jaarlijkse ontmoetingsdag kerk & Israël. Toen was het onderwerp ‘Over anti-judaïsme in de kerk(dienst)’. Een deelaspect dat hier aan de orde kwam, is de beeldvorming over Joden in Nederlandse jeugdverhalen. Vorig jaar publiceerde dr. Ewoud Sanders hierover een studie die aantoonde dat in de voorbije 250 jaar in kinderboeken Joden bestempeld werden als vreemd en vies. ‘Ze maken veel kabaal, praten raar en kunnen vreselijk vloeken. Bij uitzondering zijn ze eerlijk en betrouwbaar, vaker zijn ze dieven en oplichters. Bovendien haten de meeste Joden Jezus.’ Ook voor christelijke of reformatorische uitgevers had Sanders een boodschap.
Politiek
Komende zondag kijken we – net even meer dan gewoonlijk – naar de plaats van het Joodse volk. Het is niet de politiek van de regering Netanyahu die dan centraal staat of uitgangspunt in onze liefde voor het volk van Gods verbond is, niet het vlekkeloze leven van de Joden. ‘Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.’ (Ezech.36) Ook ikzelf ben niet geboren op het erf van het verbond omdat ik me beter gedraag dan onkerkelijke mensen in mijn straat. Verkiezing is genade, en genade is onverdiend.
Hier ligt immers kortsluiting op de loer. ‘Ik heb niets met Israël, omdat de Palestijnen…’ of welk argument ook klinkt. We hebben ‘wat’ met Israël, omdat de roeping van God onberouwelijk is (Rom.11:29).
Kritiek van de Farizeeën
Boeiend en leerzaam is het thema voor de komende Israëlzondag, de relatie van christenen tot het jodendom, toegespitst op de omgang van Jezus met de Farizeeën. Voortdurend lezen we in het Nieuwe Testament dat de Heiland kritisch in gesprek is met de Farizeeën, waardoor het beeld zomaar ontstaat dat Hij een andere weg wijst, een andere koers gaat. Tegenover de Joodse leiders die zoveel lasten opleggen, nodigt Hij om tot Hem te komen, Zijn juk te dragen, want ‘Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’ (Matt.11:30)
In het volgende hoofdstuk kritiseren de Farizeeën het optreden van Jezus: ‘Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat.’ Deze en veel andere passages kunnen er zomaar voor zorgen dat we denken dat Hij Zich tegen het onderwijs van de Joodse leiders keert.
Volgelingen van Ezra
Wie waren ze eigenlijk, die Farizeeërs? We mogen hen zien als een Joodse groep vanaf de tweede eeuw voor Christus die zichzelf herkende als volgelingen van Ezra, de man die als enige in het Oude Testament (Ezra 7:6) Schriftgeleerde genoemd wordt. Bedreven was hij in de wet van Mozes. In Nehemia 8 ontmoeten we deze priester opnieuw. Na Mozes zien de Farizeeën Ezra als de stichter van het jodendom.
Onder de Farizeeën was in Jezus’ tijd een diversiteit in denken, waren er strenge en minder strenge groepen. Er zijn leiders die mensen zware lasten op de schouders legden én leiders die uit liefde tot de God van Israël Zijn geboden onderhielden. Maakt dit dat in het Nieuwe Testament de ene evangelist scherper naar hen is dan de andere? In Mattheüs lezen we (hoofdstuk 12) hun mening dat Jezus zonder hulp van Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen, geen demonen kan uitdrijven, terwijl hoofdstuk 24 verhaalt dat de Farizeeërs overleggen hoe ze Hem op Zijn woorden konden vangen. In Lukas (7:36) nodigt een Farizeeër Hem echter op de maaltijd.
Bron van ons leven
Voor ons helpend is het om te zien dat de Messias Zich niet keert tegen de Farizeeën zelf. Hij neemt geen afstand van hen, waardoor duidelijk is dat Zijn discussie met hen een intern gesprek binnen het jodendom van die dagen is. Lees Mattheüs 23:2, waar Hij discipelen en menigte zegt: ‘De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.’ Het gaat Jezus erom dat de Farizeeën bij de wet van Mozes blijven moesten, het volk geen veelheid aan andere voorschriften moeten opleggen.
Uiteindelijk gaat het Hem om de bron van ons leven – en dat maakt dat we woorden van Hem horen waarmee distantie naar de Farizeeën lijkt, zoals Mattheüs 5: ‘Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.’
In lijn met de rabbijnen
We mogen niet denken dat Hij kwam om de Wet en de Profeten af te schaffen, maar om die te vervullen, tot de geringste geboden toe. Wie op de website van de Protestantse Kerk de toelichting zoekt op het thema van de Israëlzondag, vindt de woorden van ds. C.J. Overeem dat Jezus’ onderwijs niet tegenover de rabbijnen staat, maar juist in lijn met de rabbijnen is. Als Hij op de woorden van de Farizeeën laat volgen ‘Maar Ik zeg u…’, kunnen we dit ook vertalen met ‘En Ik zeg u…’
Jezus gaat naar de kern, naar ons hart, zodat we ons niet slechts formeel aan alle geboden houden, maar de woorden uit Spreuken 4 praktiseren: ‘Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.’ Jezus kijkt niet alleen naar wat we doen, maar ook naar wat we zeggen en zelfs denken. Wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft met haar in zijn hart al overspel gepleegd.
Stenigen
Kortom, met Farizeeër zijn was niets mis. Paulus zegt in Handelingen 23 zelf een Farizeeër te zijn én zoon van een Farizeeër. De Heiland keerde Zich tegen de uitwassen van hun onderwijs, de mondelinge Thora met de vele wetten, terwijl hun en Zijn onderwijs in de kern gelijk was. Hét spannende punt was dat ze niet erkennen dat Hij de Messias is, dat Zijn gezag hoger gaat. Dat gaat zover dat de Joden Hem stenigen willen (Joh.10:32): ‘Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar vanwege godslastering, namelijk omdat U, Die een Mens bent, Uzelf God maakt.’
Aan één Israëlzondag heeft de gemeente niet genoeg, omdat ze elke week onderwezen mag worden in de eenheid van Oude en Nieuwe Testament, waarbij ze ontdekt hoe waar het opschrift boven het kruis was: Jezus de Nazarener, Koning van de Joden. Na Golgotha, waar Hij de wet van de geboden tenietgedaan heeft, belijden we meer, zien we de wereldwijde betekenis van Christus’ offer. In Hem valt de onoverkomelijke scheiding tussen Israël en de volkeren weg (Ef.2); Hij schept een nieuwe mens. Vrede tussen Jood en heiden – stof te over, voor onderling gesprek, voor de verkondiging van het Evangelie.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!