Hoop en heiliging
Speelt de verwachting van Christus’ wederkomst voldoende een rol in ons geloofsleven? Wat betekent leven als pelgrim concreet? Ds. J.A.W. Verhoeven reikt in Hoop en heiliging. Leven met Christus in de tussentijd handvatten aan om hierover na te denken.
We leven na de eerste komst van Christus en we verwachten Zijn tweede komst; we leven in de tussentijd,’ licht ds. Verhoeven de keuze voor titel en ondertitel toe. ‘Als wij met hoop uitzien naar Zijn komst, bereiden we ons daarop voor. We reinigen en heiligen ons met het oog op de Heere.’
Dubbel
‘Ik heb dit boek allereerst voor mezelf geschreven. Met Christus leven is iets wat je voortdurend moet leren. Christus is onze Hoop. Dat geeft vreugde. Het maakt ons vreugdevolle doortrekkers. Maar het blijft dubbel: ’s zondags verkondig ik het nieuwe, terwijl het oude maar doorvreet aan mezelf, aan de mensen in de gemeente, in het kwaad dat mensen elkaar aandoen. Je roept iets nieuws uit, maar het oude laat zich niet zomaar wegschuiven. Het nieuwe is moeilijk aan te wijzen. De opstanding van Christus is het anker, het springende punt. Daarom begrijp ik ook niets van vrijzinnigheid. Waarom zou je hopen op iets waarvan je gelooft dat het nooit gebeurd is?’
Op een van de eerste bladzijden van het boek schrijft u: ‘Ik merk dat de christelijke toekomst‑ verwachting voortdurend vergeten wordt.’ Wat kunnen wij daaraan doen? Wat kunnen predikanten daaraan doen?
‘Het Evangelie verkondigen. Jezus verkondigen als de Komende. De hele Bijbel is gestempeld door het thema van de Komende, zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe. Zo ongemerkt sluipt het erin: dat het geloof geen waarde heeft voor het gewone leven. Het is mijn verlangen dat wij als christenen leven bij de realiteit van de wederkomst van Christus. Als dat dieper zou inzinken in ons geloofsleven, zou dat een opbloei in heiliging te zien geven. Het hele leven wordt dan een voorbereiding op de grote komst van Christus.
Tegelijk moet er ook gewaarschuwd worden voor een overspannen toekomstverwachting waarbij de schepping uit het zicht raakt. Je kunt zozeer alle kaarten op de eschatologie zetten dat het werk van de Heilige Geest in de schepping als wijsheid en ordening van God ondergesneeuwd raakt. Ik heb een lans gebroken voor de blijvende betekenis van de Torah. In de schepping en in de scheppingsordeningen is wijsheid verborgen die we door het geloof in Christus hervinden.
Concreet betekent dit dat christenen voorop horen te lopen in de bescherming van de schepping; dat we Gods scheppingsordeningen hoogachten voor vorming van relaties. Leven in de hoop op Christus’ komst mag geen hoogvliegerij worden. Navolging vindt plaats in de weerbarstige realiteit van elke dag. In het pastoraat kom ik soms tegen dat oude mensen aan het leven hangen. Dan zeg ik: we zijn voor het leven geschapen. Ons schepselmatige bestaan is niet het probleem, maar de zonde die er in ingevreten is.’
Consumentisme
‘Ons verlangen naar God is ondergesneeuwd. Dat is aangejaagd door het consumentisme. Reclame wil ons verstrooien. Het vreemdelingschap wordt niet sterk beleefd. Ik denk dat ontspullen geen kwaad kan. We moeten veel bewuster nadenken over wat we kopen, wat we echt nodig hebben. Wat halen we onze woning binnen aan meubilair? Mag je als christen rijk zijn? Jezus heeft ons gewaarschuwd tegen het verlangen naar rijkdom. Rijk zijn is moeilijk; het brengt een enorme spanning met zich mee. Jezus moedigt ons aan om schatten in de hemel te verzamelen.’
U roept op om te ontseculariseren. Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Het woord ‘ontseculariseren’ komt bij dr. Herman Paul vandaan. Paul verweert zich tegen het consumentisme, tegen het feit dat het verlangen van ons hart afgestompt raakt. We laten ons meetronen in de roes van het hier en nu. Zo raakt de eeuwigheid buiten beeld.
Ik bepleit een zekere afstand van wat West‑Europa ons allemaal biedt en zet kritische kanttekeningen bij de ideeën van de Verlichting over vrijheid. Ik ben geraakt door wat dr. Wim Dekker ooit zei: Secularisatie is een oordeel. Wij zijn geen neutraal heidendom, wij zijn een na‑christelijk heidendom. We hebben God bewust uit ons leven gebannen. We hebben te maken met een antichristelijk levensgevoel. Wij kiezen er vaak voor om ons hart vol te laten lopen met wat deze wereld te bieden heeft. Maar we kunnen er ook voor kiezen om ons oor te luisteren te leggen bij Christus, om te bidden om een verlangen naar Hem. Dat is ontseculariseren.
Dat betekent niet dat we met onze rug naar de wereld staan. We zijn verbonden met die wereld in een bepaalde solidariteit en hebben daarin onze roeping. Tegelijk zijn we ook geroepen om te leven in het Koninkrijk dat komt – dat is de spanning waarin we staan.’
U zegt dat ‘Christus op de dag van het oordeel alle dingen rechtzet voor God. Dat is een enorme troost voor mensen die onrecht is aangedaan.’ Hoe zit het nu met zulke mensen wanneer zij Jezus niet kennen als Verlosser?
‘Ik laat dat in de handen van Christus. De kwestie van het onrecht heb ik overgehouden aan mijn verblijf in Latijns‑Amerika. Daar is het verlangen naar gerechtigheid helemaal verweven met persoonlijke vroomheid. Het kwaad is niet alleen een persoonlijke zonde, maar kan zich ook verschuilen in sociale en maatschappelijke structuren. Dat moet ontmaskerd worden.
Deze aandacht voor recht en onrecht vind je terug in vele psalmen, met name in de zogenoemde ‘wraakpsalmen’. Hoe je die kan verbinden met gereformeerde theologie is nog een lastige vraag. Het brengt een heel andere manier van het Evangelie lezen met zich mee. Als je leeft in een situatie van onrecht en onbelemmerde corruptie lees je deze psalmen anders dan wij in het Westen. Je kunt stellen dat het hele Onze Vader een gebed is om de wederkomst en dus om recht. Dat zou meer beseft moet worden, dat zou consequenties hebben voor onze levensstijl. Trouwens, alleen al het feit dat we op zondag naar de kerk gaan, is beoefening van vreemdelingschap. Je zegt daardoor ‘nee’ tegen de claim van de 24‑uurs economie.’
Op welke punten vindt u het nodig dat de kerk profetisch spreekt?
‘Om profetisch te kunnen spreken, moet je diep inzicht hebben in de Schriften én in de tijdgeest. Je moet je eigen hart dus kennen. Op een verborgen manier draait het om je eigen ‘ik’ als het centrum van de wereld. Het geloof is wel persoonlijk, maar niet individualistisch. Je leert in het geloof juist dat God het centrum van alle dingen is. Geloof in Christus brengt verbondenheid aan Zijn kerk. Als je denkt vanuit je eigen ik, kan zelfs het geloof nog een project van jezelf worden. Het kan uitgroeien tot iets om je mee te profileren. Het is dan meer een vorm van postmoderne manifestatie van je eigen geloof dan van navolging van Christus.
Ik beleef altijd veel aan het gezamenlijke belijden van het geloof. Wanneer ik dat doe op de preekstoel, denk ik aan de predikanten die voor mij op diezelfde plek hebben gestaan. En aan mijn opa en oma die in eenvoud hebben geloofd. God gaat Zijn gang door de generaties. Dat te beseffen is ook ontseculariseren. Daarom troost mij de kinderdoop hoe langer hoe meer.
De kerkdienst wil verlangen naar God wekken. De focus ligt buiten ons: in Christus. Dat is vreemd aan het ik‑gerichte denken van onze cultuur. De Geest sticht de gemeenschap. Daarom houd ik erg van de gemeente. Ik verheug me heel vaak in de zondagse eredienst. Je wordt opgenomen in de gemeenschap van iets wat groter is dan jijzelf, en wat eeuwig blijft.’